Aanscherping definitie geneesmiddelen
Met ingang van 1 januari 2018 wordt de definitie van het begrip ‘geneesmiddelen’ aangescherpt. Deze aanscherping is het gevolg van een arrest van de Hoge Raad van 11 november 2016. In dit arrest werd bepaald dat producten die op basis van hun presentatie als geneesmiddel een relatie hebben met gezondheid, onder het verlaagde btw-tarief van 6% vallen. Voorbeelden van dit soort producten zijn bepaalde zonnebrandmiddelen en tandpasta’s. Eerder vielen deze producten onder het algemene btw-tarief van 21%.
De gevolgen van de uitspraak waren een gemis aan inkomsten voor de Nederlandse schatkist en rechtsonzekerheid (naar aanleiding van de uitspraak werden 1.200 producten ter beoordeling aan de Belastingdienst voorgelegd). Het kabinet acht het onwenselijk dat deze producten, die vanuit het perspectief van de Geneesmiddelenwet niet als geneesmiddel in het handelsverkeer mogen worden gebracht, in aanmerking komen voor het verlaagde btw-tarief.
Het kabinet heeft zich bij het definiëren van het begrip geneesmiddel aangesloten bij de definitie uit deze Geneesmiddelenwet. Voortaan komen alleen geneesmiddelen waarvoor op basis van de Geneesmiddelenwet een handelsvergunning is verleend, in aanmerking voor het btw-tarief van 6%. Ook voorbehoedsmiddelen, infusievloeistoffen, nierdialyseconcentraten en inhalatiegassen bestemd voor geneeskundige doeleinden vallen onder dit verlaagde btw-tarief.
Let op: producten die reeds ter beoordeling aan de Belastingdienst zijn voorgelegd, worden naar alle waarschijnlijkheid ook aan de inhoud van het wetsvoorstel getoetst.
Tip: sommige zelfzorgproducten die nu onder het verlaagde tarief vallen, bijvoorbeeld middelen tegen verkoudheid, acne, hoofdluis, verstopte neus, aambeien en wratten, vallen per 1 januari 2018 onder het verhoogde tarief, omdat zij niet vallen onder een handelsvergunning.
Aanpassing tariefbepalingen omzetbelasting met betrekking tot zeeschepen
Om inbreuk op het Europese (belasting)recht te voorkomen, heeft het kabinet besloten het huidige nultarief aan te passen. In gevallen waarin een zeeschip niet voor commerciële doeleinden wordt gebruikt voor de vaart op volle zee, geldt met ingang van 1 januari 2018 bij de levering van dat zeeschip het algemene btw-tarief van 21% in plaats van het nultarief.
Nederland is als lidstaat van de EU op grond van de btw-richtlijn uit 2006 verplicht een vrijstelling van btw met aftrekrecht toe te passen voor de levering van schepen die op volle zee worden gebruikt voor passagiersvervoer, vrachtvervoer, visserij en dergelijke. In Nederland is deze vrijstelling met aftrekrecht vormgegeven door een btw-nultarief.
Het nultarief geldt ook voor de bevoorrading van die schepen, voor een groot aantal diensten met betrekking tot die schepen en voor de voorwerpen die met de schepen vast verbonden zijn of voor hun exploitatie dienen. Bij die diensten kan worden gedacht aan de verbouwing, de reparatie of het onderhoud van de schepen en aan de voorwerpen die vast verbonden zijn met de schepen.
Volgens de Europese Commissie past Nederland het nultarief te ruim toe, omdat ook zeeschepen die niet daadwerkelijk worden gebruikt voor de vaart op volle zee nu in aanmerking komen voor het nultarief. Dit is door zowel de Europese Commissie als het Europese Hof van Justitie als onjuist beoordeeld.
Tip: wanneer het nultarief door de wetswijziging niet langer van toepassing is, maar een schip wordt geëxploiteerd ten behoeve van met btw belaste prestaties, zoals het verstrekken van hotel- en restaurantdiensten, kan de ondernemer de btw als voorbelasting in aftrek brengen.
Let op: om gebruik te maken van het nultarief, is het voldoende dat het schip geheel of nagenoeg geheel wordt gebruikt voor commerciële doeleinden voor de vaart op volle zee. Dit houdt in dat het schip voor minimaal 90% van deze doeleinden gebruikt dient te worden.
Afschaffing landbouwvrijstelling
Vanaf 1 januari 2018 wordt de btw-landbouwregeling afgeschaft door de invoering van de ‘Wet afschaffing van de btw-landbouwregeling’. Dit betekent dat alle agrariërs (landbouwers, veehouders, tuinbouwers en bosbouwers) vanaf dat moment omzetbelasting moeten berekenen over hun leveringen en diensten. Alle agrariërs hebben vanaf 2018 de verplichting om aangiften omzetbelasting in te dienen. Uiteraard kan vanaf dat moment ook alle btw als voorheffing in aftrek worden gebracht.
Nu is het nog zo dat agrariërs die onder de landbouwregeling vallen, geen omzetbelasting verschuldigd zijn over goederen die zij leveren en diensten die zij aanbieden aan andere agrariërs. Zij kunnen de btw-voorheffing niet terugvragen bij de Belastingdienst.
Tip: de landbouwer kan gebruikmaken van overgangsrecht.
De landbouwer die tot 1 januari 2018 onder de landbouwregeling valt en voor deze datum btw heeft betaald over de aanschaf van goederen en diensten, kan deze btw niet als voorbelasting in aftrek brengen. Na 1 januari 2018 valt deze landbouwer onder toepassing van de algemene btw-regels en kan hij, op basis van overgangsrecht, alsnog in aanmerking komen voor de niet-genoten aftrek met betrekking tot (A) investeringsgoederen die vóór 1 januari 2018 in gebruik zijn genomen en (B) investeringsgoederen die pas na 1 januari 2018 in gebruik worden genomen.
- Volgens de bestaande herzieningsregels is het voor investeringsgoederen die vóór 1 januari 2018 in gebruik zijn genomen niet mogelijk om de aftrek in één keer te herzien, maar wordt de herziening over een aantal jaren gespreid. Het overgangsrecht bepaalt echter dat deze herziening – onder voorwaarden – in één keer moet plaatsvinden voor de resterende herzieningsperiode in het eerste belastingtijdvak van 2018.
- Voor alle goederen en diensten die door de hiervoor genoemde landbouwer vóór 1 januari 2018 zijn aangeschaft, maar op 1 januari 2018 nog niet in gebruik zijn genomen, bepaalt het overgangsrecht dat de btw-aftrek voor de aanschaf van deze goederen en diensten in het eerste belastingtijdvak van 2018 plaatsvindt. Dit is overeenkomstig de gewijzigde bestemming van deze goederen en diensten door de afschaffing van de landbouwregeling.