Opsplitsing van box 2 in twee schijven tot het verlagen van de mkb-winstvrijstelling: waar moet u als ondernemer op letten?
1. Verlaging mkb-winstvrijstelling van 14 naar 12,7%
De mkb-winstvrijstelling is een aftrekpost op de fiscale winst in de inkomstenbelasting. U krijgt deze vrijstelling als u ondernemer bent. Deze mkb-winstvrijstelling wordt per 2024 verlaagd van 14 naar 12,7%. Ondernemers betalen hierdoor belasting over een groter deel van hun winst.
Tip!
Bekijk of u bepaalde kosten kunt uitstellen naar 2024, zodat de winst lager is en u minder belasting betaalt over deze winst.
Tip!
Stem met uw fiscaal adviseur af of ondernemen in de inkomstenbelasting voor u nog steeds de beste keuze is.
2. Verlaging zelfstandigenaftrek
De zelfstandigenaftrek is een bedrag dat ondernemers in de inkomstenbelasting mogen aftrekken van hun winst, mits ze 1.225 uur hebben gewerkt als ondernemer. De eerder ingezette verlaging van de zelfstandigenaftrek zet door en gaat van € 5.030 in 2023 naar € 3.750 in 2024. De jaarlijkse afbouw van de zelfstandigenaftrek leidt uiteindelijk tot een aftrek van € 900 in 2027.
Zelfstandigenaftrek (€) | |
2023 | 5.030 |
2024 | 3.750 |
2025 | 2.470 |
2026 | 1.200 |
2027 | 900 |
Voor starters geldt een verhoging van deze aftrek. Voor ondernemers die AOW-gerechtigd zijn, geldt een verlaging van deze aftrek.
3. Afschrijvingsbeperking gebouwen in de inkomstenbelasting
Voor ondernemers en resultaatgenieters in de inkomstenbelasting wordt de afschrijving op gebouwen in eigen gebruik beperkt tot de WOZ-waarde.
In de winstsfeer en in de sfeer van resultaat uit overige werkzaamheden is afschrijving op een gebouw alleen mogelijk als de boekwaarde hoger is dan de bodemwaarde van het gebouw. De bodemwaarde voor gebouwen in eigen gebruik is 50% van de WOZ-waarde en wordt nu 100% van de WOZ-waarde. Voor gebouwen die ter beschikking worden gesteld aan derden is de bodemwaarde al 100% van de WOZ-waarde. Is momenteel verder afgeschreven dan 100% van de WOZ-waarde? Dan wordt dit bevroren.
Met deze wijziging wordt de bodemwaarde in de inkomstenbelasting gelijk behandeld met de bodemwaarde voor ondernemingen in de vennootschapsbelasting.
4. Box 2 opgesplitst in twee schijven
Heeft u meer dan 5% van de aandelen, winstbewijzen of stemrecht in een vennootschap? Dan bent u aanmerkelijkbelanghouder. De inkomsten die u uit dit belang krijgt (zoals dividend), zijn belast in box 2.
Het tarief in box 2 wordt per 1 januari 2024 verdeeld in twee schijven: 24,5% over de eerste € 67.000 en 31% over het bedrag daarboven (voor 2023 geldt één tarief van 26,9%).
Tarief aanmerkelijk belang in 2024 | |||
Aanmerkelijk belang meer
dan (€) |
maar niet meer dan (€) | Tarief 2024 (%) | |
Eerste schijf | – | 67.000 | 24,5% |
Tweede schijf | 67.000 | 31%. |
Het tarief van box 2 geldt voor voordelen uit aanmerkelijk belang, zoals het uitkeren van dividend aan de aandeelhouder (dga) in privé. Fiscaal partners kunnen de eerste schijf twee keer toepassen. Dit is dus een bedrag van € 134.000 per jaar.
Rekenvoorbeeld geen fiscaal partner
Bij een dividenduitkering van € 500.000 bedraagt de belasting vanaf 2024:
€ 67.000 * 24,5% = € 16.415
€ 433.000 * 31% = € 134.230
Totaal: € 150.645
Tot en met 2023 bedraagt de belasting hierover € 134.500.
Rekenvoorbeeld wel fiscaal partner
Bij een dividenduitkering van € 500.000 bedraagt de belasting vanaf 2024:
€ 134.000 * 24,5% = € 32.830
€ 366.000 * 31% = € 113.460
Totaal: € 146.290
Tot en met 2023 bedraagt de belasting hierover € 134.500.
Let op!
Dividenduitkeringen hebben ook effect op de algemene heffingskorting, uw box 3-vermogen en excessief lenen. Overleg met uw adviseur of het voordelig is om nu dividend uit te keren, of het beter is om te wachten tot 2024 of om later in één keer een hoger bedrag aan dividend uit te keren.
Tip!
Heeft uw partner geen inkomen? Keer dan dividend uit om de algemene heffingskorting te kunnen benutten.
Let op!
Heeft u als aanmerkelijkbelanghouder een schuld die meer bedraagt dan € 700.000? Dan heeft u tot 31 december 2023 de tijd om deze terug te brengen. Doet u niets? Dan bent u in box 2 belasting verschuldigd over het bedrag boven de € 700.000.
5. Tarieven en schijven vennootschapsbelasting
Aan de tarieven en schijven van de vennootschapsbelasting wordt voor 2024 niet gesleuteld. Voor ondernemers in de vennootschapsbelasting betekent dit dat er rekening moet worden gehouden met dezelfde tarieven en schijven als in 2023, oftewel:
Laag tarief | 19% |
Winstgrens | € 200.000 |
Hoog tarief | 25,8% |
Tip!
Is de verwachte winst van een fiscale eenheid voor 2023 of 2024 hoger dan € 200.000? Dan haalt u mogelijk een tariefvoordeel als u de fiscale eenheid verbreekt. Dit komt doordat u dan meerdere keren gebruik kunt maken van het opstaptarief. Hoewel het tariefvoordeel eenvoudig te berekenen lijkt, kan het verbreken van de fiscale eenheid voor u mogelijk onvoorziene nadelen met zich meebrengen die niet tegen het tariefvoordeel opwegen. Bekijk dus tijdig met uw fiscaal adviseur of dit voor u aantrekkelijk is.
6. Wijzigingen bedrijfsopvolgingsregeling (BOR) en doorschuifregeling (DSR)
Bij de schenking van ondernemingsvermogen kunt u gebruikmaken van fiscale bedrijfsopvolgingsregelingen in de inkomstenbelasting (DSR) en schenk- of erfbelasting (BOR). Doel van de fiscale bedrijfsopvolgingsregelingen is te voorkomen dat bij de schenking of vererving van ondernemingsvermogen de belastingheffing bij reële bedrijfsoverdrachten de continuïteit van de onderneming in gevaar brengt, omdat er onvoldoende middelen zijn om heffing te voldoen. U kunt met deze fiscale stimulans het stokje aan de volgende generatie doorgeven.
In het Belastingplan 2024 zijn wijzigingen opgenomen ten aanzien van de bedrijfsopvolgingsregeling in de schenk- en erfbelasting en de doorschuifregeling in de inkomstenbelasting. Er wordt een set maatregelen ingevoerd die verspreid ingaat per 2024, 2025 en 2026. Dit leidt ertoe dat de regels enerzijds worden versoberd en aangescherpt en anderzijds op een enkel punt worden versoepeld.
Tip!
Overweegt u om uw bedrijf met toepassing van de BOR te schenken? Dan kan het raadzaam zijn om dit traject te versnellen.
Maatregelen per 1 januari 2024
Verhuur van onroerende zaken
De faciliteiten gelden op dit moment alleen voor het zogenaamde ondernemingsvermogen. Al het vermogen in uw onderneming dat als belegging kan worden aangemerkt, valt buiten deze regelingen. Met betrekking tot verhuurd vastgoed speelt in de praktijk de discussie met de Belastingdienst of dit ondernemingsvermogen of beleggingsvermogen vormt. Aan derden verhuurd vastgoed valt met ingang van 1 januari 2024 onder het beleggingsvermogen. Verhuurd vastgoed aan derden komt daardoor standaard niet in aanmerking voor toepassing voor de BOR en de DSR.
Uitgezonderd van deze maatregel zijn:
- Onroerende zaken die worden gebruikt voor de eigen bedrijfsuitoefening (binnen het eigen concern).
- Kortdurende terbeschikkingstelling in de dienstensector, zoals bij hotelkamers en bowlingbanen.
- Kortdurende teeltpachtovereenkomsten vanwege vruchtwisseling.
Maatregelen per 1 januari 2025
- Aanpassen vrijstelling in de BOR
De vrijstelling in de BOR wordt vanaf 2025 verhoogd naar 100% van de goingconcernwaarde (of liquidatiewaarde als die hoger is) van het ondernemingsvermogen tot € 1.500.000. In 2023 bedraagt de vrijstelling € 1.205.871 en in 2024 € 1.325.253. Voor het bedrag daarboven wordt de vrijstelling verlaagd van 83% (2023 en 2024) naar 70% (2025) van het ondernemingsvermogen.
- Afschaffen van doelmatigheidsmarge in de BOR en DSR voor beleggingsvermogen
De 5% doelmatigheidsmarge in de BOR en DSR wordt afgeschaft. Deze doelmatigheidsmarge houdt in dat bij vennootschappen beleggingsvermogen tot 5% van het ondernemingsvermogen toch wordt aangemerkt als ondernemingsvermogen. Voor de BOR gaat deze maatregel in per 1 januari 2025. Voor de DSR zal dit later plaatsvinden. De precieze datum hiervoor is nog niet bekend.
- Keuzevermogen kwalificeert slechts voor BOR/DSR voor zover in de onderneming gebruikt
De BOR en DSR zijn alleen van toepassing op ondernemingsvermogen. Bedrijfsmiddelen die zowel voor zakelijke als andere doeleinden worden gebruikt (zoals privédoeleinden of zonder enige functie voor de bedrijfsuitoefening), kwalificeren momenteel ook voor de faciliteiten. Dit gaat wijzigen. Bedrijfsmiddelen kwalificeren alleen voor de BOR en DSR voor zover deze voor bedrijfsdoeleinden in de onderneming worden gebruikt. Deze maatregel heeft uitsluitend betrekking op vermogensbestanddelen met een waarde in het economisch verkeer van ten minste € 100.000 én een gebruik voor andere dan ondernemingsdoelen van meer dan 10%.
- Dienstbetrekkingseis in de DSR vervalt
Voor toepassing van de DSR is vereist dat de verkrijger minimaal 36 maanden in dienst is geweest van de onderneming. Deze eis komt te vervallen voor de doorschuifregeling voor het aanmerkelijk belang. De dienstbetrekkingseis blijft wel gelden voor de doorschuifregeling voor de onderneming in de inkomstenbelasting.
- Toepassing BOR en DSR als de verkrijger minimaal 21 jaar is
Het faciliteren van reële bedrijfsopvolging blijft het uitgangspunt van het kabinet. Omdat bij een schenking van de onderneming aan zeer jonge kinderen hiervan waarschijnlijk geen sprake is, wordt er een minimumleeftijd ingevoerd van 21 jaar voor de verkrijger van een schenking in de BOR en de DSR van aanmerkelijkbelangaandelen. Voor de bedrijfsopvolging bij overlijden wordt geen leeftijdsgrens voorgesteld.
Let op!
De Raad van State heeft geadviseerd het voorstel niet bij de Tweede Kamer in te dienen. Zij vinden de aanpassingen van de BOR en de DSR te beperkt en de keuze voor deze beperkte aanpassing vergt volgens hen nadere motivering. De Raad van State wil dat de bedrijfsopvolgingsregeling verder versoberd wordt en meer belasting betaald wordt bij schenking en vererving van bedrijfsvermogen. Bij ongeveer driekwart van de overdrachten zijn voldoende financiële middelen aanwezig om de erf- of schenkbelasting direct te betalen. Er bestaat economisch dus geen reden voor een fiscale faciliteit, aldus de Raad van State.
7. Verruiming herinvesteringsreserve bij staking
Bij het staken van een onderneming behoort de meerwaarde van de onderneming (stille reserves en goodwill) tot de winst. In bepaalde gevallen kan de belastingheffing over deze winst worden uitgesteld door een herinvesteringsreserve te vormen. De toepassing van de herinvesteringsreserve bij een staking van een gedeelte van een onderneming als gevolg van overheidsingrijpen wordt ruimer. Hierdoor wordt gebruik van de herinvesteringsreserve toegankelijker voor onder andere stoppende agrariërs.
De verruiming houdt in dat een herinvesteringsreserve bij een (gedeeltelijke) staking door overheidsingrijpen kan worden gebruikt bij een andere onderneming van de ondernemer. Op basis van de huidige regeling kan de herinvesteringsreserve alleen per onderneming worden gebruikt.
8. Afschaffen giftenaftrek voor vennootschappen
Ondernemingen die belastingplichtig zijn voor de vennootschapsbelasting kunnen zakelijke kosten aftrekken. Daaronder vallen onder andere zakelijke uitgaven die bijvoorbeeld gestoeld zijn op het mvo-beleid, sponsoring of reclame.
Daarnaast geldt in de vennootschapsbelasting een regeling voor niet-zakelijke giften. Dat zijn giften die gedaan zijn zonder dat een direct ondernemingsbelang is beoogd.
In het Belastingplan 2024 is besloten de giftenaftrek in de vennootschapsbelasting af te schaffen. Niet-zakelijke giften zijn daarmee niet meer aftrekbaar van de fiscale winst. Anderzijds wordt het bedrag dat voor de bv niet aftrekbaar is van haar winst, niet langer aangemerkt als fictieve uitkering aan de aandeelhouder in privé waarover inkomstenbelasting wordt geheven.
Tip!
Wilt u vanuit uw vennootschap nog een gift doen aan een ANBI of SBBI binnen de 50% van uw winst met een maximum van € 100.000? Doe dit dan nog in 2023.
Let op!
Wilt u vanuit uw vennootschap een gift doen aan een ANBI of SBBI boven 50% van uw winst of boven € 100.000? Dan is dit in 2023 belast in de inkomstenbelasting van de aandeelhouder en niet aftrekbaar in de vennootschapsbelasting. Vanaf 2024 vervalt de belastingheffing in de inkomstenbelasting van de aandeelhouder.
9. DAC7: informatieverplichting digitale platformen
Per 1 januari 2023 is DAC7 in werking getreden. Dit is een nieuwe Europese richtlijn die de fiscale transparantie in de digitale economie moet verbeteren. Digitale platformen worden door toepassing van deze richtlijn verplicht om gegevens van hun verkopers te verzamelen en te verstrekken aan de Belastingdienst. In 2024 moeten platformexploitanten voor het eerst rapporteren.
Van nieuwe verkopers die vanaf 2023 gebruikmaken van uw platform moet u direct de gegevens verzamelen met ingang van dit jaar. Dit moet u vervolgens uiterlijk op 31 januari 2024 verstrekken aan de Belastingdienst. Voor de verkopers die al voor 2023 geregistreerd stonden bij uw platform vangt de gegevensverzameling één jaar later aan, waardoor u eenmalig deze gegevens uiterlijk op 31 januari 2025 moet verstrekken aan de Belastingdienst.
10. Algemeen btw-tarief op agrarische goederen en diensten
Het verlaagde btw-tarief voor agrarische goederen en diensten is geëvalueerd. Op basis van deze evaluatie wordt het algemeen btw-tarief per 1 januari 2025 toegepast op leveringen van bepaalde agrarische goederen.
Tot en met 2024 zijn leveringen van bepaalde agrarische goederen belast tegen een verlaagd btw-tarief. Voorbeelden zijn peulvruchten en granen die niet als voedingsmiddel kwalificeren, pootgoed, vee, beetwortelen, land- en tuinbouwzaden, rondhout, stro, veevoeders (bijvoorbeeld konijnenvoer), vlas en wol (zowel ruw als ongewassen).
11. Belegging via familiefondsen (FGR) en open cv direct belast in box 3
Per 1 januari 2025 worden fondsen voor gemene rekening (FGR) fiscaal transparant wanneer ze niet over een AFM-vergunning beschikken én onder toezicht staan van De Nederlandsche Bank (DNB). Denk hierbij onder andere aan de zogeheten familiefondsen. Dit houdt in dat de beleggingen die worden gehouden door het fonds, direct bij de participanten worden belast in box 3 in plaats van box 2. Het fonds zelf is niet meer belastingplichtig. Voor de (inkomsten)belasting die als gevolg van deze wijziging is verschuldigd, komen er overgangsfaciliteiten.
Let op!
Met ingang van 1 januari 2025 wordt ook de definitie van de VBI aangepast. Enkel beleggingsinstellingen die onder AFM-toezicht vallen, kwalificeren als VBI.
De open cv is een rechtsvorm die vaak ingezet wordt voor privacy-structuren en beleggingen. Fiscaal wordt op dit moment onderscheid gemaakt tussen een ‘open’ cv en een ‘besloten’ cv. De besloten cv is fiscaal ‘transparant’. Een open cv daarentegen is fiscaal ‘niet-transparant’. Daarmee is het in principe zelfstandig belastingplichtig voor de vennootschapsbelasting voor het aan de commanditaire vennoten toekomende aandeel in de winst. Dit onderscheid komt te vervallen, waardoor alle bestaande open cv’s met ingang van 1 januari 2025 als fiscaal transparant worden aangemerkt. Dit heeft fiscaal de volgende gevolgen:
- Direct voorafgaand aan de beëindiging van haar belastingplicht wordt de open cv geacht al haar vermogensbestanddelen te hebben vervreemd aan haar vennoten tegen de waarde in het economisch verkeer. De aanwezige stille reserves, fiscale reserves en goodwill zijn belast met vennootschapsbelasting.
- De commanditaire vennoten worden geacht hun aandeel in de cv te hebben vervreemd tegen de waarde in het economisch verkeer. Dit levert een heffing in de inkomstenbelasting (natuurlijke personen) of vennootschapsbelasting (rechtspersonen) op.
Wel wordt voor bepaalde situaties voorzien in overgangsrecht. Het overgangsrecht is niet van toepassing op situaties waarin een open cv tot stand is gekomen na 19 september 2023, 15:15 uur.