Nieuw voorgestelde fiscale maatregelen in de Nederlandse miljoenennota en het Belastingplan 2021 raken soms ook de belastingdruk van internationale (activiteiten van) bedrijven. Neem kennis van de voorstellen.

 

Uitbreiding renteaftrekbeperking leningen van verbonden personen

Als een vennootschap een lening ontvangt van een verbonden lichaam of een verbonden natuurlijk persoon (bijvoorbeeld een aandeelhouder), is de verschuldigde rente hierop onder omstandigheden niet aftrekbaar. Dergelijke schulden waarvan de rente niet aftrekbaar is, heten ‘kwalificerende schulden’.

In twee gevallen zijn de rentes wel aftrekbaar:

  • als de lenende vennootschap kan aantonen dat de schuld is aangegaan onder zakelijke voorwaarden.
  • als de betaalde rente bij de ontvanger is belast tegen een tarief van minimaal 10% en niet wordt gebruikt om te verrekenen met verliezen of andere aanspraken op belastingvermindering. Hieronder vallen ook kosten en valutaresultaten die betrekking hebben op de lening.

Om de hoogte van de uitgesloten rente vast te stellen, worden momenteel alle kwalificerende schulden bij elkaar opgeteld. Betaalde rentes (en valutaverliezen) leiden tot een lagere winst en ontvangen rentes (en valutawinsten) leiden tot een hogere winst. Als de ontvangen rentes hoger zijn dan de betaalde rentes, verhoogt dit de winst. Dit is bijvoorbeeld het geval als de valutawinst op lening 1 meer bedraagt dan de verschuldigde rente op de leningen 1 en 2 gezamenlijk. Als de aftrek van rente in dit geval wordt uitgesloten, krijgt de vennootschap in feite een vrijstelling voor het positieve saldo.

Met het huidige wetsvoorstel is het niet langer mogelijk dat toepassing van de renteaftrekbeperking op grond van de wet vennootschapsbelasting leidt tot een lagere winst. Per kwalificerende schuld moet namelijk worden beoordeeld of uitsluiting van renteaftrek leidt tot een lagere winst. Als het saldo van de kwalificerende schuld positief is, geldt voor deze schuld geen renteaftrekbeperking en wordt deze dus niet meegenomen bij de berekening van het gezamenlijke saldo van alle kwalificerende schulden. De vrijstelling voor het positieve saldo vervalt daarmee.

 

Verrekening voorheffingen in vennootschapsbelasting

Dividendbelasting en kansspelbelasting zijn voorheffingen op de vennootschapsbelasting. Deze kunt u in de aangifte vennootschapsbelasting verrekenen met de verschuldigde vennootschapsbelasting. Als de fiscale winst nihil of negatief is, krijgt u de betaalde dividend- en/of kansspelbelasting uitbetaald.

Het niet uitbetalen van Nederlandse dividend- en kansspelbelasting aan buitenlandse bedrijven is op grond van recente Europese jurisprudentie mogelijk in strijd met Europees recht. Buitenlandse entiteiten die niet vennootschapsbelastingplichtig zijn in Nederland, maar wel Nederlandse dividend- of kansspelbelasting verschuldigd zijn, hebben namelijk niet de mogelijkheid om deze belastingen te verrekenen of terug te vorderen.

Om die reden wil het kabinet vanaf 1 januari 2022 de verrekening van dividend- en kansspelbelasting voor Nederlandse bedrijven beperken tot de verschuldigde vennootschapsbelasting. Het is dan niet langer mogelijk om deze belastingen uitbetaald te krijgen.

Vanwege de mogelijke strijdigheid met het EU-recht te voorkomen, wordt binnenkort een beleidsbesluit gepubliceerd waarin is goedgekeurd dat buitenlandse entiteiten onder voorwaarden recht hebben op teruggaaf van dividend- en kansspelbelasting. Dit beleidsbesluit zal geldig zijn tot de wet in 2022 wordt gewijzigd.

Let op: is een buitenlandse entiteit, binnen bijvoorbeeld uw groep, niet Vpb-plichtig in Nederland, maar heeft deze entiteit in 2020 of in voorgaande jaren wel dividend- en/of kansspelbelasting betaald in Nederland? Vraag dan uw adviseur om deze belastingen namens u terug te vragen.

 

Aanpassing at arm’s length-beginsel ter bestrijding van informeel-kapitaalstructuren

Vennootschappen die binnen hetzelfde concern met elkaar handelen, moeten dit doen onder zakelijke voorwaarden die onafhankelijke derden zouden hanteren. Hierbij kunt u denken aan een zakelijke rente op een onderlinge lening of een zakelijke (verreken)prijs voor producten die worden afgenomen. Dit heet het at arm’s length-beginsel.

Met name in internationale situaties is het at arm’s length-beginsel van belang om winstverschuivingen naar landen met lage tarieven voor de vennootschapsbelasting te voorkomen. Nederland gaat het at arm’s length-beginsel aanscherpen om zogeheten informeel-kapitaalstructuren tegen te gaan. In het voorjaar van 2021 zal het kabinet hiervoor een afzonderlijk wetsvoorstel publiceren.

 

Wet conditionele bronbelasting op dividenden

De Wet bronbelasting 2021 is vanaf 1 januari 2021 van toepassing. Als aanvulling hierop zal vanaf 1 januari 2024 de ‘Wet conditionele bronbelasting op dividenden’ van kracht worden. Naast de bestaande dividendbelasting, die definitief niet wordt afgeschaft, zal Nederland vanaf 2024 een bronheffing inhouden op dividenden die binnen concernverband worden uitgekeerd naar landen waar een laag belastingtarief geldt. Ook hiervoor zal in het voorjaar van 2021 een wetsvoorstel worden gepubliceerd.

 

Invoering Wet bronbelasting 2021

Momenteel heft Nederland geen bronbelasting op uitgaande rente- en royaltystromen. Hierdoor kunnen Nederlandse vennootschappen worden ingezet voor doorstroomactiviteiten naar landen met een laag belastingtarief. Met het wetsvoorstel ‘Wet bronbelasting 2021’ wil het kabinet deze vorm van belastingontwijking tegengaan.

Wanneer een onderneming is gevestigd in een laagbelastend land en rentes of royalty’s ontvangt van een gelieerde Nederlandse partij, dan is deze ontvangende onderneming belastingplichtig voor de Wet bronbelasting 2021. Een land is laagbelastend als de winstbelasting minder bedraagt dan 9% of als het land is opgenomen in de geldende EU-lijst van niet-coöperatieve rechtsgebieden voor belastingdoeleinden.

Het tarief voor de bronheffing is het hoogst toepasbare tarief voor de vennootschapsbelasting: 25% vanaf 2021.

De vennootschap die een kwalificerend belang heeft in de laagbelaste dochtermaatschappij is inhoudingsplichtige voor de bronbelasting. Zij moet vanaf 1 januari 2021 uiterlijk op 31 januari 2022 aangifte doen en de bronbelasting afdragen over de rente en royalty’s die in 2021 zijn betaald aan deze dochtermaatschappij. De Wet bronbelasting geldt op dezelfde manier voor een buitenlandse vestiging van een onderneming, de zogenoemde vaste inrichting.

 

Let op!

Het algemene Vpb-tarief blijft in tegenstelling tot wat vorig jaar is aangekondigd 25% in plaats van 21,7%.