1. Speel in op lagere tarieven

Het tarief in de eerste schijf van box 1 in de inkomstenbelasting gaat in 2021 omlaag. Ook het lage tarief in de vennootschapsbelasting daalt volgend jaar. Over de eerste € 245.000 winst betaalt uw bv dan 15% Vpb in plaats van 16,5% in 2020. Het is daarom vaak voordelig om kosten van uw onderneming, indien mogelijk, zo veel mogelijk in de tijd naar voren te halen en opbrengsten, indien mogelijk, zo veel mogelijk uit te stellen. Denk bijvoorbeeld aan de kostenegalisatiereserve, de herinvesteringsreserve, voorzieningen en aan vervroegd afschrijven.

 

2. Werk volgens een modelovereenkomst

Als u een derde inhuurt voor het verlenen van diensten, kunt u via een door de Belastingdienst goedgekeurde modelovereenkomst zekerheid krijgen over het al dan niet bestaan van een dienstbetrekking. Maakt u gebruik van een modelovereenkomst, dan heeft u alleen vrijwaring voor het inhouden en afdragen van loonheffingen als ook daadwerkelijk volgens die overeenkomst wordt gewerkt. Wordt in de praktijk afwijkend gewerkt, dan vervalt de vrijwaring en kan de Belastingdienst alsnog op dat moment beoordelen of wel of niet sprake is van een dienstbetrekking, met daarbij risico’s op forse naheffing van loonheffingen.

De Belastingdienst heeft aangegeven dat er tot 2021 in beginsel niet wordt nageheven en beboet als er achteraf sprake blijkt te zijn van een dienstbetrekking en de opdrachtgever geen loonheffing en premies werknemersverzekeringen heeft ingehouden en afgedragen. Dit zal alleen anders zijn als er sprake is van een (fictieve) dienstbetrekking én er sprake is van evidente en opzettelijke schijnzelfstandigheid. Vanaf oktober 2019 heeft de Belastingdienst het toezicht op naleving van de wettelijke voorschriften wel verscherpt. Ook worden er aanwijzingen gegeven als er bij controle toch sprake blijkt van een dienstbetrekking. Op grond van deze aanwijzingen dient u de situatie dan in beginsel binnen drie maanden aan te passen. Gebeurt dit niet, dan kan de Belastingdienst toch naheffingen en boetes opleggen. Hoe het sanctiebeleid vanaf 2021 wordt, is nog onbekend.

Let op!

Het kabinet Rutte III heeft eerder bekendgemaakt de Wet DBA, de wet die aan de modelovereenkomst ten grondslag ligt, weer te willen vervangen. Deze in 2016 ingevoerde wet ter vervanging van de VAR (Verklaring arbeidsrelatie) zorgt voor te veel onzekerheid en onrust onder zzp’ers en hun opdrachtgevers. In plaats daarvan komt er een nieuwe wet, die opdrachtgevers en echte zzp’ers de zekerheid geeft dat geen sprake is van een dienstbetrekking. Daarbij zal gebruikgemaakt gaan worden van een webmodule. Aan de hand van deze webmodule zou vastgesteld moeten kunnen worden of er al dan niet sprake is van een dienstbetrekking.

 

3. Optimaliseer uw (kleinschaligheids)investeringsaftrek

Rondom de investeringsaftrek is er een aantal zaken om rekening mee te houden: het moment van het aangaan van investeringsverplichtingen (geven opdracht, ondertekening offerte e.d.) in combinatie met de tabel van de kleinschaligheidsinvesteringsaftrek. Het percentage aan aftrek is in 2020 het hoogst als het totaal aan verplichtingen ligt tussen € 2.400 en € 58.238. Het plannen, en voor zover mogelijk het spreiden van investeringsverplichtingen, loont vaak de moeite.

Om de investeringsaftrek ook daadwerkelijk in de aangifte inkomstenbelasting 2020 mee te mogen nemen, moet het bedrijfsmiddel in gebruik genomen zijn in 2020 óf er moet voldoende aanbetaald zijn. Anders schuift de aftrek door naar latere jaren. Afhankelijk van de verwachte winsten kan het aantrekkelijk zijn nog in 2020 een aanbetaling te doen. Let daarbij wel op risico’s bij faillissement van de leverancier.

Let op!

  • Betaal in ieder geval 25% van een nog niet in gebruik genomen investering binnen 12 maanden na het aangaan van de verplichting tot aankoop van het bedrijfsmiddel. Doet u dit niet, dan komt de hele investeringsaftrek te vervallen (tenzij sprake is van overmacht).
  • Soms mag u bedrijfsmiddelen willekeurig afschrijven, zoals sommige bedrijfsmiddelen die op de Milieulijst staan. Heeft u deze nog niet in gebruik genomen, dan kunt u toch willekeurig afschrijven over maximaal het bedrag dat u in het jaar van investeren heeft betaald. Heeft u in de afgelopen vijf jaar (dus in de periode tussen 2016 en 2020) gebruikgemaakt van de investeringsaftrek en verkoopt u het bedrijfsmiddel weer of ruilt u het in, dan krijgt u mogelijk te maken met de desinvesteringsbijtelling, waardoor u een gedeelte van de aftrek weer moet terugbetalen. Houd hier rekening mee en wacht, voor zover mogelijk, met de desinvestering.
  • Niet alle bedrijfsmiddelen komen in aanmerking voor de kleinschaligheidsinvesteringsaftrek. Zo zijn bedrijfsmiddelen met een investeringsbedrag van minder dan € 450 uitgesloten, maar ook uitgesloten zijn bijvoorbeeld goodwill, grond, woonhuizen en personenauto’s die niet bestemd zijn voor beroepsvervoer.

 

4. Meerdere ondernemingen: maximeer kleinschaligheidsinvesteringsaftrek (KIA)

Als u investeert, heeft u als ondernemer in beginsel recht op de investeringsaftrek voor kleinschalige investeringen. Er geldt wel een aantal voorwaarden, waaronder een minimum investeringsbedrag. Dit bedrag is voor 2020 bepaald op € 2.401. Genoemd bedrag is € 100 hoger dan in 2019. Kleinere investeringen komen dus minder snel voor de extra aftrek in aanmerking. De KIA krijgt u bovendien alleen voor investeringsgoederen waarop u moet afschrijven. Dit betekent dat het bedrijfsmiddel minstens € 450 moet kosten. Investeert u in 2020 in totaal dus minstens voor € 2.401 aan bedrijfsmiddelen die ieder minstens € 450 kosten, dan heeft u recht op de KIA.

Tip!

Zit u dit jaar met uw investeringen net onder de minimumgrens van € 2.401, dan kan het lonend zijn een voorgenomen investering iets te vervroegen zodat u toch voor de KIA in aanmerking komt. Het kan zomaar 28% KIA opleveren over het totaal aan investeringsverplichtingen.

Het kabinet heeft duidelijk gemaakt dat de kleinschaligheidsinvesteringsaftrek (KIA) per onderneming dient te worden berekend en toegepast. Dit betekent dat een ondernemer die meerdere ondernemingen heeft, voor alle ondernemingen apart de KIA mag berekenen.

De verduidelijking pakt meestal voordelig uit. Een investering van bijvoorbeeld € 100.000 in één onderneming levert namelijk minder KIA op dan twee investeringen van € 50.000 in twee aparte bedrijven. Heeft u meerdere ondernemingen, dan is het met het oog op een hogere KIA dus van belang de KIA per onderneming te berekenen en te claimen.

 

5. Vorm een herinvesteringsreserve voor een verkocht bedrijfsmiddel

Heeft u een bedrijfsmiddel verkocht en daarbij een boekwinst behaald, dan kunt u de belastingheffing over de boekwinst uitstellen door deze te reserveren in een herinvesteringsreserve. Voorwaarde is dat u een vervangingsvoornemen heeft en houdt. U kunt de herinvesteringsreserve in stand houden gedurende maximaal drie jaar na het jaar waarin u het bedrijfsmiddel heeft verkocht. Investeert u binnen deze termijn in een ander bedrijfsmiddel, dan boekt u de herinvesteringsreserve af op de aanschafprijs van het nieuwe bedrijfsmiddel. Investeert u niet tijdig in een ander bedrijfsmiddel, dan valt de herinvesteringsreserve aan het einde van het derde jaar in de winst. Door de verlaging van de tarieven de komende jaren kunnen een reservering en een latere vrijval toch voordelig zijn. Het is dan ook in veel gevallen voordelig om zo mogelijk een herinvesteringsreserve te vormen.

Voor het vormen en aanwenden van een herinvesteringsreserve gelden enkele voorwaarden. Met name het genoemde vervangingsvoornemen is van belang. U kunt dit aannemelijk maken door bijvoorbeeld offertes aan te vragen en advies in te winnen over een vervangend bedrijfsmiddel. Laat u zich hierover goed informeren en adviseren.

Tip!

Stelt u bepaalde vermogensbestanddelen ter beschikking aan bijvoorbeeld uw bv? Dan mag u als terbeschikkingsteller ook een herinvesteringsreserve vormen.

 

6. Laat uw herinvesteringsreserve niet verlopen

Laat de termijn voor in het verleden gevormde herinvesteringsreserves niet verlopen. Een herinvesteringsreserve die u in 2017 gevormd heeft, moet u nog vóór 31 december 2020 benutten. Doet u dat niet, dan valt de herinvesteringsreserve vrij en bent u belasting verschuldigd. Investeer daarom op tijd!

Let op!

Op de termijn van drie jaar waarbinnen u moet herinvesteren, bestaan twee uitzonderingen. De eerste is als vanwege de aard van het bedrijfsmiddel meer tijd nodig is. Denk bijvoorbeeld aan de investering in een chemische fabriek waarvoor diverse vergunningen nodig zijn. De tweede uitzondering is van toepassing als er bijzondere omstandigheden zijn waardoor de aankoop is vertraagd. Er moet in dat geval wel op zijn minst een begin van uitvoering met de aankoop gemaakt zijn. Ook zult u de vertragende factoren desgewenst aannemelijk moeten maken.

 

7. Voorkom verliesverdamping

Beoordeel of uw ondernemingsverlies uit het verleden nog tijdig kan worden verrekend. U kunt namelijk in de vennootschapsbelasting uw verlies alleen verrekenen met de belastbare winst uit het voorafgaande jaar (carry-back) of met de winsten uit de komende zes jaar (carry-forward). Uw ondernemingsverlies in de inkomstenbelasting kunt u verrekenen met positieve inkomsten in box 1 uit de drie voorafgaande jaren en de negen volgende jaren.

Tip!

Dreigt uw verlies uit het verleden verloren te gaan vanwege het verlopen van de termijn? Beoordeel dan of er mogelijkheden zijn om uw winst dit jaar te verhogen. U kunt bijvoorbeeld bepaalde uitgaven uitstellen of omzetten eerder realiseren. Een in januari geplande verkoop van een bedrijfsmiddel wordt dan wellicht in december extra aantrekkelijk. Overleg met uw adviseur over de mogelijkheden.

Let op!

  • De voorwaartse verliesverrekening voor de vennootschapsbelasting is in 2019 teruggebracht van negen naar zes jaar. Op deze vorm van verliesverrekening is overgangsrecht van toepassing. Dit betekent dat de nieuwe, kortere termijn van voorwaartse verliesverrekening niet geldt voor verliezen die tot 2019 zijn geleden. Deze verliezen houden gewoon hun bestaande verrekentermijn van negen jaar en verdampen dus uiterlijk pas na 2027. Verder geldt dat de hoofdregel dat oudere verliezen vóór nieuwere verliezen verrekend worden, niet geldt als dit in de nieuwe situatie ongunstig uitpakt voor de belastingplichtige. Op deze manier worden de bestaande regels zo veel mogelijk gerespecteerd.
  • Het kabinet heeft op Prinsjesdag voorgesteld om per 1 januari 2022 de verliesverrekening in de vennootschapsbelasting te beperken tot 50% van de belastbare winst. Deze maatregel wordt voorgesteld in combinatie met een onbeperkte voorwaartse verliesverrekening, in plaats van de huidige zes jaar. Daarbij wordt voorgesteld dat de verliezen tot een bedrag van € 1 miljoen aan belastbare winst volledig verrekenbaar zijn. Voor zover de belastbare winst hoger is dan € 1 miljoen, worden die verliezen – uiteraard voor zover zij meer bedragen dan € 1 miljoen – slechts tot een bedrag van 50% van de belastbare winst boven € 1 miljoen verrekend. Het wetsvoorstel moet nog worden goedgekeurd, dus het is nog niet zeker of het voorstel in de voorgestelde vorm zal worden overgenomen.

 

8. Vraag voorlopige verliesverrekening aan

Heeft u in 2019 winst behaald, maar sluit u 2020 vermoedelijk af met een verlies? Dan kunt u de Belastingdienst na het indienen van de aangifte inkomstenbelasting of vennootschapsbelasting 2020 verzoeken om een voorlopige verliesverrekening. De Belastingdienst zal dan alvast 80% van het vermoedelijke verlies verrekenen met de winst van 2019.

Let op!

  • Een voorlopige verliesverrekening levert u een liquiditeitsvoordeel op, want u kunt sneller beschikken over een deel van het nog terug te verwachten belastinggeld. De voorlopige verliesverrekening wordt naderhand verrekend met de definitieve verliesverrekening.
  • Heeft u in 2020 vanwege de coronacrisis verlies geleden, dan kunt u dit sneller verrekenen. U mag namelijk – onder voorwaarden – het verwachte verlies over 2020, voor zover dat verband houdt met de coronacrisis, al in 2019 aftrekken. U doet dat door een zogenoemde coronareserve te vormen. Deze reserve mag niet hoger zijn dan uw winst over 2019. Na het vormen van de reserve kunt u vragen om een nadere (lagere) voorlopige aanslag over 2019. De fiscale coronareserve valt in 2020 weer verplicht vrij en valt dan volledig in de winst.

 

9. Beoordeel de hoogte van uw winst

Aan het eind van het jaar heeft u meer duidelijkheid over uw winstpositie. Beoordeel of uw winst in lijn ligt met de verwachtingen. Wellicht overschrijdt u net de belastingschijf in de vennootschapsbelasting van € 200.000. Hierboven bedraagt de belasting 25% in plaats van 16,5%. Of komt u in de inkomstenbelasting in het hoogste tarief. Het kan dan aantrekkelijk zijn om uw winst te verlagen door bijvoorbeeld een geplande investering naar voren te halen. Houd hierbij wel rekening met de invloed die dit heeft op uw totale kleinschaligheidsinvesteringsaftrek.

Tip!

Wijkt uw winst af, vraag dan op tijd een nieuwe voorlopige aanslag aan. Hiermee voorkomt u de hoge belastingrente. Bij een teruggave voorkomt u dat uw geld renteloos uitstaat bij de Belastingdienst.

 

10. Verwerk personeelsuitgaven en relatiegeschenken in laatste btw-aangifte

Eind januari moeten de meeste ondernemers de laatste btw-aangifte van het jaar 2020 inleveren. Vergeet hierin niet de uitgaven voor uw personeel en relatiegeschenken. De btw op deze uitgaven is niet altijd aftrekbaar, ook niet als je prestaties verricht die belast zijn met btw. Personeelsuitgaven zijn bijvoorbeeld personeelsuitjes en het bekende kerstpakket. Relatiegeschenken kunnen verschillend van aard zijn, maar ook hier is een bekend voorbeeld het kistje wijn met kerst. Voor een aantal voorzieningen geldt een uitzondering of een speciale regeling. Dit geldt onder meer voor verhuiskosten, de auto van de zaak en voor fietsen. De btw ten aanzien van personeelsuitgaven is in beginsel niet aftrekbaar als de uitgaven voor het personeelslid in een jaar meer bedraagt dan € 227 ex btw. Blijven de uitgaven onder dit bedrag, dan is de btw wel aftrekbaar.
Dit betekent dat u moet berekenen wat de uitgaven aan personeelsvoorzieningen per werknemer in een jaar zijn geweest.

Ook de aftrek van btw op relatiegeschenken is soms beperkt. De btw is namelijk niet aftrekbaar als de ontvanger van uw geschenk – als hij het zelf zou kopen – minder dan 30% van de btw in aftrek zou kunnen brengen én u in dat jaar aan deze relatie meer dan € 227 (ex btw) aan relatiegeschenken hebt gegeven. Heeft u op genoemde uitgaven in de loop van het jaar te veel of juist te weinig btw in aftrek gebracht, dan dient u dit in de laatste btw-aangifte te corrigeren.

 

11. Maak gebruik van de nieuwe KOR

De kleine ondernemersregeling (KOR) in de omzetbelasting is per 2020 gewijzigd. De nieuwe KOR is een vrijstellingsregeling. Ondernemers met een lagere jaaromzet dan € 20.000 kunnen hiervoor kiezen. De regeling is niet verplicht. De keuze voor de nieuwe KOR houdt in dat u geen btw in rekening hoeft te brengen en automatisch bent ontheven van allerlei btw-verplichtingen.

Let op!

U verliest ook uw recht op btw-aftrek. De nieuwe KOR geldt nu ook voor rechtspersonen, zoals bv’s, stichtingen en verenigingen. Ondernemers die hebben gekozen voor de nieuwe KOR en die vervolgens in de loop van enig jaar de omzetgrens van € 20.000 overschrijden, worden vanaf dat moment weer btw-plichtig.

Met name voor ondernemers die te maken hebben met afnemers/klanten die de btw niet kunnen terugvragen, kan de KOR uitkomst bieden.
Ondernemers die de nieuwe KOR willen toepassen, dienen dit tijdig te melden bij de inspecteur. Een eenmaal gemaakte keuze voor de KOR geldt in beginsel voor drie jaar.

 

12. Houd de herzieningstermijn in de gaten

Als u in de afgelopen tien jaar een onroerende zaak met btw heeft aangeschaft, let er dan op dat de in aftrek gebrachte btw in het jaar van ingebruikname en de negen opvolgende jaren in bepaalde gevallen moet worden gecorrigeerd. Dit is het geval als de verhouding van het gebruik van de onroerende zaak voor btw-belaste versus btw-vrijgestelde prestaties is gewijzigd ten opzichte van het gebruik waarvan u uitging op het moment van aanschaf. Dit heeft tot gevolg dat u mogelijk btw moet terugbetalen of juist terugkrijgt van de Belastingdienst. Deze herzienings-btw geeft u op in de laatste btw-aangifte van het jaar. Wij kunnen u hierover meer vertellen.

Let op!

Ook voor roerende zaken waarop dient te worden afgeschreven, geldt een herzieningstermijn. De termijn hiervoor bedraagt echter het jaar van ingebruikname en de vier jaren erna.

 

13. Verzoek om vergoeding coulancerente

U heeft geen wettelijk recht op een rentevergoeding bij verrekening van een verlies met winst uit een ouder jaar. Dit geldt zowel voor de inkomsten- als voor de vennootschapsbelasting. In die gevallen kunt u wel verzoeken om vergoeding van coulancerente. Een dergelijk verzoek wordt ingewilligd, op voorwaarde dat de behandeling van uw verzoek om teruggave langer heeft geduurd dan gebruikelijk.

Hiervan is sprake als bij het vaststellen van de verliesverrekening het afhandelen van de aangifte langer dan een jaar heeft geduurd. Dit moet te wijten zijn aan getreuzel bij de Belastingdienst. De schuld voor de vertraging mag dus niet bij u zelf liggen. Bovendien gaat het alleen om het deel van het verlies waarvoor u geen voorlopige verliesbeschikking heeft kunnen vragen. U kunt dit vragen voor 80% van het verlies, dus slechts voor 20% van het verlies heeft u recht op de vergoeding voor coulancerente.

Let op!

Een verzoek om coulancerente kunt u indienen via een formulier dat u kunt downloaden vanaf de site van de Belastingdienst, zoekterm ‘verzoek coulancerente’.

Tip!

Het percentage coulancerente bedraagt zowel voor de inkomstenbelasting als voor de vennootschapsbelasting 4%.

 

14. Vervroeg de aanschaf van een (bedrijfs)pand

Bij aankoop van onroerend goed bent u overdrachtsbelasting verschuldigd. Voor niet-woningen is het tarief 6%. Per 2021 gaat dit tarief met 2%-punt omhoog naar 8%. Het is daarom aan te bevelen de voorgenomen aankoop van een bedrijfspand zo mogelijk nog vóór 2021 te realiseren.

Ook bij de aankoop van een woning geldt voor bedrijven vanaf 2021 een tarief van 8%. Op deze manier wil het kabinet het beleggen in woningen door bedrijven afremmen. Was u van plan met uw bedrijf te investeren in woningen, bijvoorbeeld ter belegging of om uw werknemers van geschikte huurwoningen te kunnen voorzien, doe dit dan nog dit jaar.

Let op!

Een stijging met 2%-punt lijkt wellicht niet veel, maar betekent wel dat de af te dragen overdrachtsbelasting met 33,3% toeneemt.

 

15. Verlenging uitstel van betaling

Bent u met uw bedrijf in betalingsproblemen gekomen door de coronacrisis, dan kunt u nog tot en met 31 december 2020 bijzonder uitstel van betaling aanvragen of een eerdere aanvraag voor bijzonder uitstel van betaling van uw belastingen verlengen. De regeling voor dit bijzonder uitstel van betaling eindigt uiterlijk 31 december 2020. Wanneer uw bijzonder uitstel afloopt, moet u bij de eerstvolgende aangifte uw belasting weer op tijd betalen. Vanaf 1 juli 2021 begint de afbetaling van de openstaande belastingbedragen waarvoor u uitstel van betaling hebt gekregen. U krijgt hiervoor drie jaar lang de tijd.

 

16. Vraag btw op oninbare vordering terug

Als uw afnemers/debiteuren u niet betalen, kunt u de al in rekening gebrachte en afgedragen btw onder voorwaarden terugkrijgen. Het moet dan duidelijk zijn dat uw afnemer niet zal betalen, zoals bij een faillissement. Bij fictie is een niet betaalde vordering sowieso één jaar na de opeisbaarheid daarvan oninbaar. U doet er dan verstandig aan de btw in dat tijdvak via de btw-aangifte terug te vragen. Een later ingediend verzoek om teruggaaf biedt minder zekerheid op succes. Soms is ook al eerder duidelijk dat u niet meer op betaling hoeft te rekenen.

Tip!

Als een vordering één jaar na opeisbaarheid nog niet is betaald, kunt u de btw in ieder geval terugvragen.

Let op!

De btw op de vordering kan in de reguliere aangifte worden teruggevraagd in het tijdvak waarin de vordering oninbaar is gebleken.

 

17. Bereid u voor op de Brexit

De coronacrisis is voor veel bedrijven zo allesoverheersend dat de ontwikkelingen rond de Brexit een beetje naar de achtergrond zijn verdwenen. Een goede voorbereiding blijft echter noodzakelijk, zeker nu er op 31 december 2020 definitief een einde komt aan de overgangsperiode waarin voor het VK nog de EU-regels en -wetten gelden.

Na de overgangsperiode komen er veranderingen, met of zonder akkoord over de nieuwe relatie. Als het VK en de Europese Unie geen afspraken met elkaar kunnen maken, dan zullen de Britten de EU verlaten zonder deal en terugvallen op de handelsafspraken van de Wereldhandelsorganisatie, het schadelijkste economische scenario.

Wat kunt u doen?

Hoewel de gevolgen van de Brexit nog altijd niet duidelijk zijn, is het verstandig om uw bedrijf al wel op verschillende zaken voor te bereiden. Bijvoorbeeld:

  • Douaneaangiften worden in alle scenario’s onderdeel van uw invoer van of uitvoer naar het VK.
  • Mogelijk krijgt u te maken met dubbele procedures in het VK en de EU, omdat er niet langer één gezamenlijk traject is. Denk aan aparte aanvragen van markttoelatingen.
  • De EU en het VK willen weliswaar importheffingen voorkomen, maar het is niet zeker of dit straks gaat lukken.
  • Vervoersafspraken zullen opnieuw moeten worden beoordeeld: bijvoorbeeld, wie gaat invoeren en voor wiens rekening zijn deze kosten en (invoer-)heffingen.
  • Voor de btw-administratie verandert het nodige. Had u eerst te maken met de regels voor intracommunautaire regels, straks is mogelijk sprake van in- en uitvoer die gepaard gaan met andere factuur- en aangifteverplichtingen. Dit geldt zowel voor B-2-B als voor B-2-C-transacties. Laat u door ons informeren!
  • Als u vanuit het VK invoert in Nederland, maak dan gebruik van de zogenaamde btw-verleggingsregeling bij invoer. Vraag daarvoor een vergunning aan bij de Belastingdienst.

Tip!

Wat zijn voor de gevolgen van de Brexit voor uw bedrijf? Doe de Brexit Impact Scan en ga naar het Brexit Loket.