Bij het erven of schenken van een onderneming kan onder voorwaarden gebruik worden gemaakt van de bedrijfsopvolgingsregeling (BOR). Bij het voldoen aan de bezitseis gaat het nog weleens fout!

 

De BOR in het kort

De bedrijfsopvolgingsregeling is een vrijstelling voor de schenk- en erfbelasting. Die kan flink oplopen, omdat een verkrijging tot een € 1 miljoen volledig is vrijgesteld en daarboven een vrijstelling geldt van 83%.

 

Bezitseis

Een van de voorwaarden is de zogenaamde bezitseis. Bij schenken moet de onderneming minimaal vijf jaar bij de schenker in bezit zijn. Bij overlijden geldt overigens een bezitseis van één jaar. Er moet sprake zijn van een echte onderneming die de ondernemer dus al een tijdje drijft.

 

Rechtspraak bezitseis bij schenken

Onlangs oordeelde een rechtbank over de toepassing van de bezitseis. De rechtbank geeft aan dat bij schenking van aanmerkelijkbelangaandelen in een holding per zelfstandige onderneming gekeken moet worden of voldaan is aan de bezitseis. Bij het schenken van aandelen geldt dat de schenker de aandelen al gedurende vijf jaar bezat vóór de schenking. Bovendien moet de bv waarin de schenker een aanmerkelijkbelang heeft, de onderneming al minimaal vijf jaar drijven.

 

De casus

In de casus bij de rechtbank kreeg een zoon de aandelen geschonken in een holding. De holding bezat weer alle aandelen in drie werk-bv’s. Daarnaast had de holding ook diverse directe en indirecte belangen in vof’s. Het bleek dat de holding een aantal belangen nog geen vijf jaar in bezit had; om die reden was de BOR op die belangen niet van toepassing.

 

Let op!

Ga bij schenken van een onderneming na of de zelfstandige ondernemingen ook daadwerkelijk vijf jaar in bezit zijn!

 

Rechtspraak bezitseis bij overlijden

In een geheel andere zaak bij de rechtbank speelde het volgende. Een moeder van 92 jaar verpachtte al geruime tijd grond (ruim 57 hectare) aan de eenmanszaak van haar zoon. Vanaf enig moment ging zij een maatschap aan met haar zoon en twee van haar andere kinderen. De ene zoon bracht zijn onderneming in de maatschap in. Moeder bracht het gebruik en genot van de grond in. De grond werd vanaf dat moment verpacht aan de maatschap.

 

Wat vond de inspecteur?

De inspecteur stelde dat sprake was van een schijnhandeling tussen moeder en zoon, wegens de hoge leeftijd van moeder. De rechtbank oordeelde dat de maatschap was aangegaan voor het waarborgen van de continuïteit van de onderneming, zoals ook de familie beargumenteerde. De rechtbank kwam tot de conclusie dat de maatschap civielrechtelijk tot stand was gekomen. Zou moeder een jaar na het aangaan van de maatschap zijn overleden, dan was de bedrijfsopvolgingsregeling van toepassing.